Hans en de wereld
Monday, July 30, 2007
Mérindol zelf was een vrij gewoon dorpje. Niet zo heel klein, erg heuvelend, halverwege de heuvel gelegen. Er bleek echter nog een oud-Mérindol te zijn, een stuk hogergelegen. Het was maar een kilometer ofzo wandelen van onze slaapplek, dus eens de felste zon geweken was trokken we op pad. De weg ging erg stijl naar boven, langs een niet-geasfalteerde weg waar enkele huizen langs lagen. Op het einde van deze weg lagen dan de eerste ruïnes van al lang niet meer bewoonde huizen. Je kon nog hoger klimmen, door het voormalige dorp, langs smalle padjes, tot helemaal op de heuveltop, waar de ruines (lees : een muur) van het kasteel nog overeind staan. Als hoofdstad van de Waldenzen is Mérindol 500 jaar geleden verwoest geweest en dit alles schiet er nog van over.
Het uitzicht is fantastisch. Ten zuiden kan je de vallei aan de voet van Mérindol zien maar ook alle gebergtes in de omgeving : de Alpilles, Montagne Ste-Victoire, zelfs het Massif de la Ste Baume (65 km verder). Als je naar het noorden kijkt zie je de heuvels van de Lubéron zelf, met af en toe een wandelpad erdoor, maar totaal verlaten.
Het weer wordt minder, het druppelt zelfs even, zodat we na een tijdje terugkeren.
We hadden deze avond ook table d'hotes besteld, wat betekent dat de gastvrouw voor ons kookt. We schoven aan tafel met haar en een wat cynische kerel uit de buurt. Het driegangenmenu was eenvoudig maar zeer lekker, en de avond aangenaam (al was het een beetje fris).
Rond 22 uur kruipen we in bed.
Van Gordes naar Mérindol
Maandag 25 juni staan we, ietwat onnodig, vrij vroeg op. We maken de pakken en rijden met de auto tot Gordes, het vertrekpunt van de tweede lus. Hiermee snijden we een heel stuk af, tussen Carpentras en Gordes, met onder meer 2 héél stevige klims.
In Gordes nemen we allereerst de tijd wat rond te wandelen en te genieten van het uitzicht over de weidse vallei. Het is een héél erg bekend en toeristisch stadje maar dat valt nu nog mee.
Na een half uurtje maken we de fietsen los, rijden enkele honderden meters om nog een mooie foto van het stadje te maken, en dalen dan kilometerslang tot in Cabrières d'Avignon. Op het begin rijden er wel wat auto's langs ons (die ook Gordes verlaten) maar vrij snel zijn we nagenoeg alleen op de weg. Door een zachtgolvend landschap rijden we langzaam richting Lubéron-gebergte, waar we aankomen in het eerste dorpje van 'de lus', Robion. De weg is (zeker naar Franse normen) uitzonderlijk goed aangegeven en héél goed : rustig en in goede staat, en we passeren vlot Les Taillades. Hierna draaien we rond de Lubéron zodat we aan de zuidzijde arriveren. We stoppen even in een veld om te eten en te drinken. Op het dikke half uur dat we daar doorbrengen passeert er niemand. We rijden verder, vlak langs het schitterende gebergte. Hierna missen we eventjes de weg, rijden langs een drukke baan gedurende een kilometer of twee, om dan weer op de route te komen. Het volgende dorp, en meteen ook onze verblijfplaats, Mérindol ligt 10-15 kilometer verder. De weg is vlak, verlaten en gaat langs een spoorweg doorheen het groen. Al heel vroeg, rond 15 uur, komen we aan in het hoger gelegen Mérindol. De gastvrouw is er nog niet en we zetten ons dan maar voor de deur, ook al is het heel warm en ligt het zwembad er erg uitnodigend bij.
Sunday, July 29, 2007
Avignon
De tweede vrije dag werd gewijd aan het bezoeken van één van de mooiste steden van de Provence (en Frankrijk) : Avignon. Historisch gezien heeft deze stad vooral een rol gespeeld als pausenstad - en dat heeft toch wel een enorme stempel op het uitzicht gedrukt. Niet alleen telt Avignon énorm veel kerken, van ordes die zich in de nabijheid van de paus gevestigd hebben, maar er is ook het énorme pauselijk paleis.
We parkeerden onze auto vlotjes aan de overzijde van de Rhone (eigenlijk is dit grondgebied Villeneuve-les-Avignon), waar veel parkeergelegenheid was èn je een schitterend uitzicht op de stad hebt. We picknickten daar nog een beetje en staken dan de brug over naar de stad. Hier wandelden we een heel klein beetje rond (de Place d'horloge) om dan meteen het paleis zelf te bezoeken. Je kreeg hier een apparaat waarop je uitleg kon horen over vanalles en nog wat. Heel interessant maar ik had er nogal snel koppijn van.
In het paleis bezocht je tal van zalen, al meen ik me te herinneren dat de (2) vorige keren dat ik er was het parcours totaal anders was. Hoedanook was het zeer boeiend, en was er veel te zien. De tuinen achter het paleis bezochten we niet (te vermoeid) maar wel wandelden we nog de Pont Saint Bénézet op (schandalig duur) waar het beroemde liedje 'sur le pont' op gebaseerd is.
De rest van de dag werd simpelweg op de camping doorgebracht. Aan de vooravond van de tweede lus was de goesting er weer volop, al hadden we ook een beetje schrik voor de zwaarte van de ronde...
Monday, July 23, 2007
Een ongezonde fascinatie voor mannen
De col (net geen 1000 m) die we overreden richting Vaison was uitzonderlijk mooi : een heel erg brede weg, lekker golvend, zonder ravijnen. Eens de top overschreden daalden we af met hierbij een heel weids zicht over de vallei ten noorden van Carpentras. Net zoals de rest van de dag zagen we ook nu de Mont Ventoux. Meer zelfs, we reden deze aan de voet voorbij langs bekende, kleine dorpjes als Bédoin en Malaucène. Zo kwamen we aan in Vaison-la-Romaine, waar ik lang geleden meerdere keren op vakantie ben geweest. We parkeerden net voor het stadje, vlakbij de Ouvèze en maakten een kleine wandeling door de stad. Deze was ook weer typisch Provencaals en heel mooi.We gingen ook de Romeinse site op, waar tal van ruïnes uit de Romeinse tijd te bewonderen zijn, o.m. een amfitheater. Er staan ook enkele zéér beroemde beelden (o.m. van Hadrianus) waarvoor de gazelle haar bewondering niet onder stoelen of banken kon steken. Zij ging zodanig op in het fotograferen van een detail van een van de beelden (cfr boven) dat ze niet doorhad geobserveerd te worden door 2 straatjochies, die aan de andere kant van de omheining stonden, tot hun groot jolijt.
Enfin, we bleven niet heel lang, keerden tegen de avond weer terug naar Carpentras, om weer lekker niets te doen. Morgen, op de laatste rustdag!, staat Avignon op het menu...
Gorges de la Nesque
Tijdens het weekend stonden er geen fietstochten gepland wat natuurlijk niet betekende dat ons lui gat verwend zou worden. Het eerste wat we zaterdag deden was onze fiets poetsen. Die had vooral de eerste dag te verduren gekregen met de regen. Na wat echte ontspanning (lezen enzo) trokken we 's namiddags op uitstap. De eerste bestemming was het afrijden van de Gorges de la Nesque. Deze gorges bevinden zich een twintigtal kilometer van Carpentras, beginnen in Villes-s-Auzon en lopen zo tot in Sault. De gorges is licht stijgend en 22 kilometer lang. De weg is vrij smal, maar gelukkig wel redelijk afgebakend, kronkelt rots per rots verder (hierbij telkens grote lussen makend), rond een kloof van 100-en meters diepte.
Mijn hoogtevrees kreeg het hier zéér hard te verduren en ik had er al snel een immense spijt van dat ik de tocht toch niet per fiets had gedaan. Dan kan alles beter ingeschat worden, want eens uitgestapt (op een van de vele uitzichtspunten) bleek dat de gapende diepte al bij al nog meeviel, en niet meteen vanaf de wegrand begon.
We zijn een aantal keren gestopt om dan richting Sault te rijden. Dit dorpje zagen we mooi liggen op een heuvel, maar gezien het al gevorderde uur en Vaison-la-Romaine dat nog op het programma stond, zijn we niet binnengereden. Wel stopten we eventjes voor een lavendelwinkel (Sault is de hoofdstad van de lavendel) om daar wat dingetjes te kopen. De lavendelvelden zelf ware nog niet in volle bloei en daardoor eerder blauw in plaats van paars. Bij het wegrijden over een grote col (met een zeer mooie, brede, weg) zagen we duidelijk de velden rond Sault liggen. Maar helaas waren we enkele weken te vroeg om deze in volle bloei te zien...
Thursday, July 12, 2007
Slagbomen
Het slapen in ons kamertje verliep zeer goed en ondanks de serieuze dosis wijn waren we (ik) op tijd wakker. We pakken traditiegetrouw snel onze spullen in zodat we om 8 uur klaarstonden voor het ontbijt. Dat viel deze keer echt tegen met taai en oud brood en koffie die we vrij snel in de struiken wegkapten.
We vertrokken om 8u45 voor de slotrit naar Barbentane, slechts 30 km lang.
In het begin werden we met 2 hindernissen (die we al kenden) geconfronteerd. Allereerst de héél erg stevige helling waar ik met moeite tegen 5,5 km/u bovenkwam en vervolgens - je moet er Fransman voor zijn - een slagboom die volledig over de weg gespannen was, een weg die voorzien is voor fietsers. In dat spel was helemaal geen beweging te krijgen en ernaast kon je eigenlijk niet vanaf dat je fietszakken had hangen. Waarom die idioten de slagboom niet pakweg 15 cm korter hadden gemaakt (dan kon er nog geen auto door) zal ik wellicht nooit begrijpen. Nu dienden we de fiets te kantelen en onder de slagboom door te sleuren, wat nipt ging.
Iets verder reden we over de Pont du Gard, die er nu, afgezien van een bus Japanners, verlaten bijlag. Vanop de andere oever die we nu leerden kennen was de Pont veel mooier te fotograferen.
We passeerden vlot enkele dorpjes (Remoulins, Theziers, Aramon). In Remoulins kochten we wat op de markt, in het volgende dorpje trakteerden we onszelf dan maar op een ontbijt. Het parcours was mooi heuvelend, en het weer was natuurlijk weer fantastisch.
In Aramon passeerden we de Rhone over een grotere weg. Gelukkig moesten alle camions net ergens anders zijn, en er waren zelfs weinig auto's zodat we ook nog van het uitzicht konden genieten. Nu was het slechts 4 km tot Barbentane. De weg was vrij rustig, er was een doenbare fietszone, het ging bergaf en de wind zat in de rug. Niet veel later waren we dus in Barbentane, om opgepikt te worden door de oldies, en zat onze eerste lus er alweer op.
We bezochten, met de auto, nog even de schitterend gelegen, uit rotsen gehakte, abbaye Saint-Roman, met onder meer stenen graven. Het uitzicht over de Rhone, de Gardon en de hele streek was fantastisch. De zon was héél warm.
Per auto ging het dan definitief terug naar de camping in Carpentras. Die weg was druk en de Fransen reden als zotten. We amuseerden ons met te lezen en te kaarten om rond 22 uur verdiend te gaan slapen!
Heuvelen naar de Pont
We vertrokken iets voor de middag in Uzès en bereikten, langs heerlijk rustige en golvende binnenwegen, Saint-Quentin-la-Poterie. Dit was een van de 2 aangeraden dorpjes in onze reisgids. Het lag wat tegen een heuvel, temidden van het groen, met vooral in het dorpje zelf lekker steile straatjes. We fietsten hier willekeurig doorheen tot we ergens, hooggelegen en verlaten, een stuk beton vonden waarop we konden eten. Dit deden we ook op ons gemak.
Na het eten en wat pauze reden we nog een beetje door het dorpje, met vele mooie straatjes en huizen. Vervolgens lieten we het tweede dorpje (St Victor des Oules) voor wat het was om meteen richting Pont du Gard te gaan. De wegen lagen er allemaal heel erg rustig bij en na enkele kilometers zagen we Saint-Siffret voor ons opdoemen, op een heuvel gelegen alweer. Deze klim was kort maar lekker stevig. Het dorpje was heel klein maar ook weer uitzonderlijk mooi. We stopten hier niet maar reden meteen naar Saint-Maximin, aan de andere kant (beneden) van deze heuvel. Dat ging heel goed, met een kilometerslange afdaling.
Er zou hier ergens een binnenweg richting Pont du Gard zijn (wat nodig was want de heel drukke hoofdweg sprak ons totaal niet aan) en deze stond wonder boven wonder aangegeven! Frankrijk begint zelfs in de Provence aan fietsers te denken, zo lijkt. De aangeduide fietsroute was fantastisch. Op de heuvelflank over heel smalle wegen die nagenoeg nooit door auto's gebruikt worden. Zo reden we goedgezind langs Arguillers om vervolgens naar Vers-Pont-du-Gard te rijden, dat vlakbij de Pont zelf ligt. Vanaf hier was het even zoeken maar al bij al kwamen we toch nog vlot aan in onze gastenkamers, ten zuiden van Vers en naast de Gardon.
Dit gebouw was ook weer ruim, met een groot zwembad. De hygiene was hier wel iets minder wat ook verklaart dat het wat goedkoper was dan de andere lokaties (50 ipv 60 €).
We douchten ons snel om dan meteen in het zwembad dat we voor ons alleen hadden te duiken. Het was er heerlijk, zo in de volle zon.
Na nog wat gelezen te hebben trokken we richting Pont du Gard. Hierbij passeerden we een zeer curieus punt (cfr verslag van dag erna), en een héél stevige helling. Aan de Pont was er veel volk maar het was doenbaar. We wilden richting Vers gaan om te eten maar de fietsroute stopte plots en we kwamen uit op de vernoemde heel drukke weg. Daar hadden we geen zin in, dus keerden we om om iets te eten in Collias, wat 4 kilometer aan de andere kant van ons verblijf lag. Dat betekende nog een stevig ritje, zéker toen de weg naar Collias bleek te bestaan uit een heuvel van 2-3 kilometer. Dat was zwaar maar het uitzicht was fantastisch : je zag temidden van de bergen een zijrivier in de Gardon stromen, met een klein dorpje dat strategisch midden in de vallei lag. Na de klim volgde dus de afdaling alvorens we in Collias waren.
Helaas kwam dit dorpje nogal marginaal over, qua mensen. Eten in een restaurant zagen we niet meer zo zitten, dus hebben we wat diepvriesmaaltijden gekocht om bij ons op te waren. De terugrit begon nu met een stevige helling en dan een lange afdaling. Heel mooi maar het maakte dat we toch ook weer richting 70 kilometer gingen deze dag.
De opwarmmaaltijden vielen mee, al was de lasagne wat dubieus. We hadden er een fles wijn bij zodat de avond, met ook nog wat lezen en rusten, aangenaam was.
Van Poulx naar Uzès
Na een zeer goede en rustige nachtrust, in een warme kamer, rinkelde ons wekkertje al om 7u30. Alles werd in orde gebracht, iets waar vrouwen elke keer opnieuw zeer goed in zijn, zodat we weer ultravroeg (8u) aan de ontbijttafel konden verschijnen. Die tafel was best groot en er zaten 2 koppels aan. Een van hen ging vrij snel door, met de andere mensen (spierbundels uit Annecy) babbelden we wat, net als met de eigenaar. Het ontbijt was in orde, maar zoals altijd op deze reis basic.
Om 8u45 waren we klaar en vertrokken we. Het was lekker fris, met veel zon : duidelijk een warme dag die zich aanbood. Wij waren dus heel blij met het vroege vertrek en het feit dat deze rit wat minder lang dan de (bijna-)tachtigers zou zijn. Op het menu stond allereerst het stadje Uzès (waarvoor we langs de Gorges du Gardon passeerden) en vervolgens, via een nog niet bepaald parcours, de Pont du Gard. We schatten het kilometeraantal op +- 50 kilometer (wel heuvelachtig).
We stopten eerst in Poulx centrum om weer bevoorrading in te slaan. De weg ging vervolgens een beetje omhoog (niet noemenswaard) om op de grote baan Nimes-Uzès uit te komen. Ik vreesde hier voor drukte maar dat viel zeer goed mee. De weg begon nu te dalen tot en met, zeker 10 kilometer, en voerde ons doorheen de Gorges du Gardon tot aan de Gardon, waar een leuke brug overging. Het uitzicht was hier fantastisch maar helaas ontbrak het ons wat aan stopplaatsen zodat we geen foto's van de gorges zelf hebben gemaakt. Helaas.
De afdaling maakte vanaf hier tot Uzès plaats voor een mooi, mild golvend, landschap. We besloten een klein omwegje te maken om de drukkere banen te vermijden en passeerden zo langs Blauzac, een schitterend oud dorpje met nogal wat nieuwbouw errond. Hierna ging het definitief richting Uzès. We volgden hiervoor een toch redelijk drukke invalsweg. De auto's bleven heel wild rijden en raasden ons voorbij. Dit bleef zelfs zo toen we aan het klimmen sloegen om de stad in te rijden : de bochtige klim maakte het zicht nogal beperkt maar dat was duidelijk geen probleem voor de Fransen die ons zonder zicht op het komend verkeer net voor de bocht inhaalden.
Enfin, het liep nog allemaal goed af en we arriveerden in het verkeersvrije, beeldige, Uzès. Het stadje was duidelijk erg oud, met prachtige huizen, pleinen, ... Het heeft de typische Provencaalse sfeer, zoals we die bv. ook in Saint-Remy heel erg ervaren hebben.
We dronken iets op een terrasje om dan een wandeling door en rond het kleine stadje te maken. Alles was gewoon schitterend...
We dronken iets op een terrasje om dan een wandeling door en rond het kleine stadje te maken. Alles was gewoon schitterend...
Poulx
Vanuit Marguerittes was het slechts 5 kilometer tot Poulx maar deze beloofden zwaar te zijn. Eerst passeerden we nog een vrij gevaarlijk punt, vlakbij een afrit van de autoweg, om dan iets rustiger te kunnen rijden. Het ging heel erg snel omhoog en het landschap veranderde drastisch in een bergachtige omgeving. De heuvels (want echt hoog waren ze nog niet) leken een beetje op de Cevennen : bolvormig (zonder scherpe pieken) en kaal door de warmte. Er was alleen wat schrale groene vegetatie. We voelden ook plots weer hoe warm het wel niet was. De voorbije kilometers, lagergelegen en bergaf gaand, waren eerder verfrissend. Nu scheen de zon uit volle macht en zonder veel genade, wat een groot verschil was. Tot slot keerde ook het verkeer heel snel weer : er waren veel auto's en ze reden extreem wild, door de bochten scheurend.
Dit alles maakte die laatste kilometers heel erg zwaar en soms iets minder aangenaam. We stopten onderweg 1 à 2 keer wat verfriste, maar na 100 meter op de fiets was dat ook alweer een herinnering en baadde je in het zweet. Gelukkig was dit stuk maar enkele kilometers lang zodat we toch nog vrij snel in Poulx arriveerden. De gazelle zat er helemaal door, was oververhit en deed niets meer behalve zitten en bekomen. Ik ging nog even naar de rand van het plateau om de mooie vallei waar we uit kwamen te overzien.
Na deze pauze, waarin veel gedronken werd, gingen we dan naar onze verblijfplaats. Dit was heel makkelijk te vinden, slechts 500 meter verder. Het huis was heel mooi en ruim, met ook een grote tuin en zwembad. De eigenaar had een laconiek-arrogante pose, zo eentje van het doorzichtige soort. We gingen ons meteen douchen en inkopen doen en geld afhalen in het kleine dorpscentrum, een kilometer verderdoor. De zon was ondertussen lekker zacht geworden. Ook het zwembad werd nog even gebruikt en rond 19u30 trokken we dan richting restaurant, op de hoek van de straat. Het eten was weer heel lekker en speciaal, o.m. eend in foie gras saus. We zaten hier met een aantal mensen buiten, 's avonds was het ideaal qua weer. Zoals altijd in Frankrijk gebeurt alles op het gemak zodat we pas om 22u15 terug waren en konden gaan slapen.
Tuesday, July 10, 2007
Variatie
Vanuit Quatret ging de weg loodrecht, gedurende 8 kilometer, naar Galician. Een heel mooie weg, tussen de weiden, meren en een kanaaltje dat langs de weg uitgegraven was. Alleen waren er vrij veel doodgereden dieren, niet verwonderlijk gezien de natuur temidden dewelke de weg ligt. In Galician stopten we even bij de plaatselijke épicerie voor wat extra bevoorrading. Het dorpje was heel klein maar leek wel leuk.
We vervolgden onze route en kwamen op een schitterend stuk weg. De weg ging er eerst langzaam omhoog om dan, op een plateautje gekomen, heuvelend doorheen de wijnranken heen en weer te zwenken. Het weidse uitzicht over de lagere streken was supermooi. We zagen er ook het eerste opengebloeide zonnebloemveld. Er was totaal geen verkeer noch richtingsaanduidingen. Zo was het ons onduidelijk in welk dorpje we zouden uitkomen - Vauvert of Beauvoisen (het 2e was de bedoeling). Opeens kwamen we op een kruispunt waar 4 andere wegen op uitkwamen. Nergens iets wat op een richtingaanwijzer leek. Niet veel later kwam er echter een héle vuile auto aan. Volgens de knappe gast erin bleek dat we slechts 300 meter van Beauvoisin verwijderd waren. De gazelle stond nog te trillen van de schone jong in de auto zodat ik haar maar meesleurde, in Beauvoisin.
In dat dorp was niet speciaal te zien en we reden dan ook nog even door op zoek naar een geschikte picknickplaats. Hier hadden we geluk want bij het buitenrijden reden we langs een verlaten park met banken en al. Met al meer dan 40 kilometer in de benen besloten we dat dit ideaal was.
Na een wat langere pauze ging het weer door. De zon scheen nu erg hard en er was weinig schaduw.
De volgende 20 kilometer waren eigenlijk minder interessant. De weg liep er hoofdzakelijk naar beneden, dus dat was wel ok, maar verder passeerden we dorpjes zonder interesse in de rand van Nimes (deze heel grote en drukke stad wilden we ontwijken). In het eerste van die dorpjes, Genereac, was het even zoeken naar de weg, maar vanaf dan was het wel in orde. We passeerden kleine, wel mooie, weggetjes, met o.m. 2 slangen die slachtoffer waren van roadkill. Eventjes belanden we op een zandweg maar ook dit was de juiste en geplande weg. Enfin, zo kwamen we uit vlakbij de grote en drukke weg tussen Nimes en Saint-Gilles. Deze moesten we 200 meter volgen om dan 5 kilometer langs een heel drukke en gevaarlijke weg te rijden. Zo passeerden we Garons en het stadje Gaillargues.
Hierna hadden we nog 2 randsteden van Nimes voor de boeg : Rodilhan en Marguerittes. Beide waren weinig aantrekkelijk, maar de weg bleef dalen en het was er best rustig (los van enkele gevaarlijke punten) zodat het fietsen nog goed meeviel. In Marguerittes, en wat marginaal stadje, stopten we nog even voor een cola alvorens definitief naar Poulx (dat slechts 5 kilometer verder was) te rijden.
Adieu Barco. Adieu Camargue.
Woensdag 20 juni.
Al om 7 uur stonden we uit onszelf op. Het was dan ook een héérlijke, typisch Franse, ochtend. Al bij het buitensteken van de neuzen viel het ons op hoe heerlijk warm het was. Gelukkig dat zich voortbewegen op de fiets wind en koelte creërt. We zorgen ervoor dat onze spullen ingepakt worden om rond 8u30 aan het ontbijt te kunnen verschijnen. Barco lag voor de gelegenheid aan de ketting, met frisse tegenzin van de bazin. Ik heb mij nog een keer in zijn buurt gewaagd maar kon me slechts met moeite recht houden.
Het ontbijt was zeer lekker, met brood, yoghurt, jam en vers fruit. Normaal gezien krijg je in deze contreien enkel brood en confituur. We babbelen nog wat met de heel erg vriendelijke gastvrouw om rond 9u15 te vertrekken.
Het wordt een vreemde en niet zo lichte rit vandaag, naar Poulx. De lengte was me op voorhand onduidelijk, ik gokte op +- 70 kilometer. De rit zou door geen enkele grote(re) stad passeren, nagenoeg vlak zijn met enkel een (stevige) klim in de laatste 5 kilometers naar Poulx.
De temperatuur is zoals gezegd zeer warm (rond de 30°) - heerlijk op de fiets. We beginnen rustig om al na 2 kilometer af te stappen voor de Bac du Sauvage, een veerpont over de Petite Rhone. Door de rivier over te steken sneden we de weg af met enkele kilometers en bovendien zou het nog rustiger rijden zijn. De wachttijd was gelukkig maar 5 minuten, zodat we snel, in het gezelschap van 2 auto's en 6 paarden konden oversteken.
De weg was inderdaad zalig - helemaal vlak en erg rustig, tussen de Camargue door. Enkele kilometers verder was het even gedaan met de pret toen we op de grote weg naar Aigues Mortues tussen het verkeer kwamen. Tot overmaat van ramp(?) sloeg ik een foute zijweg in, wat ons veel wijnvelden en 5 kilometer omweg opleverde. Niet getreurd : terugkeren, verder op de drukke weg tot het zeer nabijgelegen Montcalm om dan een heel mooie en rustige weg in te slaan. De Camargue was hier verdwenen en we werden ondergedompeld in de wijnvelden van Nimes en omstreken. In het volgende gehuchtje, Quatret, stopten we even, als afscheid aan de Camargue.
Barco and friends
Onze overnachtingsplek zou zich net voorbij Saintes Maries bevinden. Op de kaart lukte het ons niet dit precies te situeren, dus volgden we maar gewoon de hoofdweg naar Aigues-Mortues. Hiermee reden we van de zee af wat neerkwam op een heerlijke rugwind. Slechts 4 à 5 kilometer verder arriveerden we in het gehuchtje, Dromar, waar de slaapplek zich zou bevinden. Zonder problemen vonden we deze, maar het hek was gesloten. Bleek dat we op voorhand hadden moeten bellen (ook naar de gsm!). Nu was er niemand, maar de eigenares zou snel komen, zei ze aan de telefoon. We vlijden ons neer, lazen wat, en inderdaad : na een 20-tal minuten arriveerde een uitgelaten, al wat oudere, Franse vrouw in een klein autootje met een beest van een hond achterin (Barco, zo zouden we snel leren). Ze toonde ons de kamer, met terras, wat perfect in orde was. Het huis was verder heel mooi, zo leek ons, er stond een paard, verder had ze ook nog een vijver met wat eendjes.
En dan was natuurlijk het moment gekomen waarop Barco de vrijheid werd gegund. 'Il est 10 mois, il est encore fou mais il est tres gentil', zei ze ter waarschuwing. De autodeur werd nauwelijks geopend of het beest, met een schofthoogte van ergens boven de meter, kwam aangelopen en wou zich al op ons smijten. De gazelle, met een natuurlijke schrik voor dit soort dieren, zat nogal snel onder tafel. Ook voor mij was ie een beetje te zwaar, dus werd het beestje weggehaald. Toen we ons omkleden was ie wel weer aan de fietsen aan het snuffelen, maar verder was het een braaf hondje.
En dan was natuurlijk het moment gekomen waarop Barco de vrijheid werd gegund. 'Il est 10 mois, il est encore fou mais il est tres gentil', zei ze ter waarschuwing. De autodeur werd nauwelijks geopend of het beest, met een schofthoogte van ergens boven de meter, kwam aangelopen en wou zich al op ons smijten. De gazelle, met een natuurlijke schrik voor dit soort dieren, zat nogal snel onder tafel. Ook voor mij was ie een beetje te zwaar, dus werd het beestje weggehaald. Toen we ons omkleden was ie wel weer aan de fietsen aan het snuffelen, maar verder was het een braaf hondje.
Restaurants waren er niet in de buurt. Verder hadden we ook niet veel zin meer om tegen de wind terug naar Saintes-Maries te fietsen, dus we waren wel heel erg blij toen onze gastvrouw ons aanbood ons te brengen en te halen. Haar rijkunsten waren eerder Frans, maar gelukkig hadden we geen ongelukken.
Saintes-Maries bleek een heel aangenaam stadje te zijn. Het aantal toeristen viel er nog goed mee, en verder was ongeveer alles op deze badgasten gericht. Talrijke soevenirwinkeltjes, veel restaurants, ... We kozen er eentje uit en aten er zeer lekkere mosselen, vers uit de zee natuurlijk. We wandelden ook nog eventjes langs de nog woestere zee maar hadden helaas geen fototoestel bij. De meeuwen waren er heel leuk : ze vlogen richting zee, probeerden er zich te laten hangen tot ze uiteindelijk toegaven aan de wind en schijnbaar weerloos meters wegvlogen.
Rond 20u30 waren we alweer terug om nog wat te lezen en notities te maken. 78,5 kilometer wees de teller op mijn fiets aan, en morgen naar Poulx!
Monday, July 09, 2007
La mer
Na lekker gegeten en wat rustig in de schaduw gezeten te hebben vertrokken we iets na de middag opnieuw richting zee. De zon bleef ongenadig hard branden, er was bijna geen schaduw, maar de wind verlichtte ons lot. Die wind, waarvan we op basis van de rit van de dag ervoor gedacht hadden dat ie mee ging zitten, woei duidelijk (onder invloed van de zee) in ons nadeel. Zoals geweten bestaat daar 1 oplossing voor : de man voorop en gazelles vanachter.
In ieder geval was de weg nog altijd zeer mooi, zonder veel variatie echter. Een tiental kilometer botsten wij op het Etang de Berre, een zeer groot meer, waarvan we echter niets konden zien (ondanks de uitkijktoren die er gebouwd was). Ze laten het meer nl. niet het meer zijn, maar een soort natuurreservaat met ook veel land. Heel mooi denk ik, zeker als je er door zou mogen wandelen (geen idee of dat kon).
Wij moesten hoedanook door, langs een heel mooie en vrij rustige weg, 8 kilometer richting Alberon. Onze gazelle had te lijden van de zon dus ik was best blij dat we daar nog geraakten en nog wat blijer toen er zelfs een café met terras met schaduw bleek te zijn. We installeerden ons daar, namen er 2 consumpties, en rustten zeker 1 à anderhalf uur uit van de gedane inspanningen. Bemerkenswaard was hier een soort beest dat over de tafel kroop, of beter gezegd rolde, een beetje rupsachtig (als een tank zoiets), en het had op z'n rug allemaal kleine witte dingen, haartjes ofzo. Heel erg vreemd. Ik moest er natuurlijk weer meteen m'n glas opzetten dus een foto heb ik er niet van. Een week later in Mérindol heb ik er, aan tafel, een kerel over gevraagd maar die vond het duidelijk niet interessant.
Na de pauze was het weer fietstijd. Dat viel wat tegen want de weg naar Pioch Badet was heel druk met weer een smal fietspad naast (een van de gevaarlijkste punten op de hele reis, na Cavaillon, zou het zijn). Bovendien was Pioch geen 5 of 6 km (wat ik dacht) maar 12. En de tegenwind werd strakker en strakker, zeker als de weg naar links draaide. Ik op kop, en doortrappen, om zo snel mogelijk in Pioch te zijn. Dat ging al bij al vlot, en in Pioch konden we de kleinere weg naar Saintes Maries nemen, wat we tuurlijk ook deden. Pioch zelf stelde niets voor.
Meteen erna stopten we nog even aan een fruitkraampje. De madam die daar stond vergastte ons meteen op een stukje stierensosies en calvados ofzoiets (de gazelle was er meteen verslingerd aan en ik heb haar ervan moeten weerhouden de door haar gekochte fles meteen te kraken, want daar is ze altijd snel bij).
Gesterkt trapten wij door, weer door hetzelfde, mooie, Camarguelandschap. De wind werd hier echt wel heel stevig, en je kon de zee al ruiken. Wat heerlijk was want normaal ben ik niet voor de zee (of het moet op een moment zijn dat er geen mensen zijn). Het waren hoedanook heerlijke kilometers en het landschap werd mooier en mooier.
Gesterkt trapten wij door, weer door hetzelfde, mooie, Camarguelandschap. De wind werd hier echt wel heel stevig, en je kon de zee al ruiken. Wat heerlijk was want normaal ben ik niet voor de zee (of het moet op een moment zijn dat er geen mensen zijn). Het waren hoedanook heerlijke kilometers en het landschap werd mooier en mooier.
Plots zagen we dan het stadje zelf in de verte liggen, op een 2 à 3 kilometer. De wind was nog wat steviger geworden, dus ik was wel blij toen we, in de laatste bocht naar het stadje toe, flamingo's zagen (waar die streek bekend voor is). Iemand die er enkele dagen later zou passeren vertelde mij dat het er enorm stonk maar dat kan ik niet bevestigen. De beestjes waren natuurlijk wel heel mooi.
Ook dit ging voorbij en niet veel later bereikten we het stadje. Meteen doken we de winkel in om serieus wat mondvoorraad te kopen, fietsten wat verder richting centrum en zagen toen, eindelijk, de zee. Die was best wild (wist niet dat dat kon bij de Middellandse zee), het weer was nog goed maar voor op het strand te liggen begon het toch frisjes te worden. We stopten even om wat op de dijk te wandelen en trokken toen verder, op zoek naar onze slaapplek.