Van Sevilla naar Granada
Zondag 3 december, een heel mooie dag waar alle wolken en regen verdwenen zijn. De oorspronkelijke bedoeling was in de namiddag, rond 15 uur, naar Granada door te reizen. Maar omdat een half dagje Sevilla ons niet alles leek besloten we zo snel mogelijk te vertrekken, om 11u50. De treinreis zou +- 3 uur duren.
Het eerste deel van de treinreis bracht ons door een vrij vlak landschap, zeer dun bevolkt, met af en toe een halte in grotere plaatsen (de grootste hiervan ongeveer halverwege was Antequara). De aarde was typerend rood (Anda-lucia). Heel erg leuk om zien waren alleenstaande hacienda's, met bijvoorbeeld een lange oprijlaan omzoomd door palmbomen.
De voorlaatste halte was San Fransisco De Lujo. Het landschap was al een klein beetje veranderd en meer bergachtig geworden. Deze stad lag tussen 2 opvallend hoge bergtoppen. Het is de enige 'makkelijke' toegang tot de grote vallei met aan het andere uiteinde, 40 kilometer verder, Granada en de Sierra Nevada.
Granada had ik mij voorgesteld als hét hoogtepunt van de reis. De naam heeft voor mij mythische proporties om esthetische, historische en kunsthistorische redenen. Het was dan ook een tegenvaller toen we de stad bereikten. Het begin van een reeks tegenvallers eigenlijk. De treinrit met airco had me hoofdpijn bezorgd en bij het binnenrijden van de stad passeerde de trein langs talloze, Zuid-Amerikaans aandoende, sloppenwijken.
Het station was zeer klein en lag ook in een semi-dubieuze buurt. Met onze rugzakken trokken we richting centrum langs 2 grote boulevards.
Het was ondertussen 16 uur. De tapasbars waren net dicht, het hotel konden we pas 2 uur later binnen en we hadden honger wat ons in 'Café Leon' bracht - een overduidelijk toeristenrestaurant. Het eten was nog net te doen maar ook teleurstellend.
En die teleurstelling zou meer en meer terrein winnen als we verder trekken tot de Plaza Nueva, en zo iets hoger richting Albaicin - wat de kern van de stad is.
De stad was niet alleen vrij vuil en vervallen - ze had ook alle kenmerken van de 'betere' Franse stad : veel zwerfhonden en bedelaars. Ook de 'toekomstvoorspelsters' die in Sevilla ronddwarrelen waren hier van de partij. De eerste die mij, in Sevilla nog, te pakken kreeg stopte een palmtakje in mijn hand, hield deze goed vast en begon vlot Spaans te brabbelen. Gelukkig trok de gazelle me nog net op tijd mee.
Dat soort volk was er in Granada dus ook, maar (ergst van al) er was ook een soort vervallen, marginale, hippiegenootschap die blijkbaar ooit in deze stad was neergestreken, en niet meer weggegaan.
We deden maar een terrasje, dik tegen mijn zin, ook al hadden we het Alhambra in het vizier.
Ik was wel blij toen het 18 uur werd en we koers zetten richting hotel. Eerst even snel in een internetcafé in een straat die de kathedraal met de studentenwijk verbond en die er vervallen, donker en desolaat bijlag.
Op de kaart zagen we niet duidelijk waar het hotelletje zich bevond en het was wat zoeken in identieke, maar nog kleinere en dubieuzer aandoende straatjes. Uiteindelijk liet een zeer vriendelijke jongen, die ergens in een soort zaak die afgesloten was stond, ons binnen. Hij belde naar het hotel, de beschrijving werd iets exacter en niet veel later vonden we uiteindelijk, in een donker en guur steegje, onze verblijfplaats voor de komende 3 nachten.
De ontvangst was niet bijster vriendelijk maar ook niet onvriendelijk. Centraal was er een kleine patio. Rechts de gemeenschappelijke keuken en living en via een trap bereikte je de 1e verdieping waar we kamer nummer 2 hadden. De kamer was klein maar in orde. Er stonden 2 aparte bedden, niet voor lang meer stonden ze apart, en we installeerden ons om cornflakes te knabbelen. De traditionele avondafsluiter bestond uit lezen in het gezelschap van een fles wijn.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home