Romantische jongens
'Gij hebt nog een romantisch beeld! Gij gelooft nog in de ware liefde'
Het was het laatste argument dat ze mij toesmeet aan het eind van een ietwat bitsige discussie. Ik wist er niet meteen een antwoord op te verzinnen.
Dat zal nu toch niet waar zijn, dacht ik, meteen verzinkend in een scrutineus zelfonderzoek.
Waarop zij, de stilte onterecht anders interpreterend, haar excuses aanbod.
Dat was niet nodig hoor.
Ik was gewoon verrast. Ik, de man die niet al teveel gehinderd werd door de streng-ethische principes waardoor de beschaving waarin wij leven gevormd werd, werd hier opeens als zijnde idealistisch gekapitteld.
Als een ridder, eeuwig op pad, op zoek naar zijn droomprinsesje. Met wie hij, een roodtanende, ondergaande, zon op de achtergrond, gelukkiger oorden opzocht.
Ze heeft wel gelijk, besefte ik, denkend aan de meisjes en vrouwen rond wie ik, grotendeels dankzij mijn verbeelding, heroïsche verhalen heb geweven.
Zonet dacht ik nog eventjes hieraan toen ik in een column las dat er elke dag (een doordeweekse dinsdagavond stond er) 80 000 mannen naar de hoeren gingen voor hun wekelijkse (ofzo) afspraakje. In België.
De auteur van die regels bekende, als jongeling, daar ook enige fantasieën rond gehad te hebben.
Dat was en is mij vreemd. Net zoals mijn ervaringen en contacten met het oudste beroep ter wereld.
Het Leuvense bordeel dat, indertijd tussen het toenmalige VB-partijlokaal en de gevangenis gelegen, ik af en toe voorbijliep zonder er enige aandacht aan te schenken. Of het zou moeten zijn dat ik de gordijnen maar een vreemd kleurtje vond hebben.
Maar mijn meest confronterende 'ervaring' dateert van nog enkele jaren eerder. De zomer van 1992 om precies te zijn. Samen met enkele clubgenoten had ik het schaaktoernooi van Antwerpen net beeindigd. Negen dagen lang een partij per dag afleggen in een gloeiend hete zaal met honderden andere gekken en dan nog elke dag de heen- en terugrit Genk-Antwerpen erbovenop.
Na de laatste ronde liepen we de stad in, op zoek naar een maaltijd. Plots sloegen we een straat in dat duidelijk tot 'de rosse buurt' behoorde. Aan de linkerkant was er een vitrine. Eentje zoals een deftige middenstandswinkel er doorgaans heeft. Maar waar ik gewend was aan paspoppen, schoonheidsprodukten of etenswaren was de ruimte achter het glas hier gevuld door een bed waarop, languit, een vrouw gelegen was. Ze was noch mager noch mollig. Ze zat gewoon stevig in het vlees. Zonder gêne keek ze ons, 5 verdwaalde schakers in korte broek en met opgetrokken kousen, zelfbewust aan.
Ik, een nog heel erg onschuldig maagdje zijnd, wendde meteen mijn blik af. Iets te laat, want haar benen, die als het lemmet van een scherpgeslepen mes vooruitstaken, hadden reeds hun blijvende impressie op mij gemaakt.
Het was maar een kort straatje en er zaten verder geen vrouwen in het zicht van passanten. We sloegen snel een andere richting in.
Het was maar een kort straatje en er zaten verder geen vrouwen in het zicht van passanten. We sloegen snel een andere richting in.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home